De scores
De SCOL heeft een positieve invalshoek: de vragen gaan over wat een leerling wél kan. Wat de leerling (nog) niet kan, kunt u afleiden uit de vragen waarop de leerling lage scores behaalt.
Bij elke vraag kunt u kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden:
Nooit |
De leerling laat het gedrag nooit zien. |
Zelden |
De leerling laat het gedrag te weinig zien, veel minder dan leeftijdgenoten en alleen als de situatie uitnodigt tot het gedrag, bijvoorbeeld op aansporing van de leerkracht. |
Soms |
De leerling laat het gedrag wel eens zien maar minder dan leeftijdgenoten. Het gedrag komt voornamelijk voor in situaties die hiertoe duidelijk uitnodigen. |
Geregeld |
De leerling laat het gedrag meestal zien, net zo vaak als leeftijdgenoten, maar niet zo vaak als de situatie tegen zit. |
Vaak |
De leerling laat het gedrag vaak zien, vaker dan leeftijdgenoten, namelijk ook als de situatie daar niet direct toe uitnodigt. |
Om te beslissen welke score een leerling krijgt, vergelijkt u zijn gedrag dus in de eerste plaats met dat van zijn leeftijdgenoten. In de tweede plaats kijkt u hoe de leerling zich in verschillende situaties gedraagt.